"Sarah, ge't toesj!"
Een overvolle trein, maar ik wring me nog net op de bank naast een keurige, doch ietwat corpulente zakenman. Tijdens het wringen (echt ellegant zal dat er wel niet uitgezien hebben), kruist m'n blik even die van de jongen tegenover me: 'Felgroene ogen. Mmm, ik had het slechter kunnen treffen.' Ik installeer me verder en bekijk waar knappe Kenzo (tja, niet alle mooie mannen kunnen een leuke naam hebben) mee bezig is: 'Aha, hij leest gedichten. Tijd om indruk te maken met m'n boek van John Irving.' Ik graaf de kanjer uit m'n rugzak op en zet me aan 't lezen. Ik probeer zo geïnteresseerd mogelijk te kijken zonder m'n gezicht daarbij te fronsen (gefronst trek ik namelijk vreemde grimassen en dat willen we nu even niet, hè). Als m'n buurman (die zakenman in maatpak) vreemd en ietwat dodelijk begint te hoesten, kijken we elkaar lachend aan: 'Oooh ja! Vooral blijven hoesten! Nog! Nog!' En plots voel ik zijn knie tegen mijn knie duwen: 'Huh? *slik*' Ik besluit heel stoer m'n knie niet weg te trekken. Hij duwt wat harder. En ik duw een beetje terug: 'Had ik nu maar het morse alfbabet onder de knie, dan kon ik hem morse-gewijs ten huwelijk vragen.' De hele treinreis zitten we gezellig te knieknuffelen. En voor het eerst vind ik 't spijtig dat we Gent "al" binnenrijden. Hij staat recht, neemt z'n jas en... trekt z'n gigantische rugzak van tussen m'n benen. Goed. Een rugzak dus. Hmzz. Heb ik dus eigenlijk de hele weg zitten knieknuffelen met een rugzak. Goed gedaan. Was ik bijna getrouwd met een rugzak. Gelukkig zet hij vlak voor 't afstappen toch nog een belachelijk petje op: 'Pfieuw, zo knap was hij nu ook weer niet!'
*grinnik*